Mijn naam is Gé Drayer. Ik ben gepensioneerd predikant – in kerkelijk jargon heet dat dat ik geëmeriteerd ben. Sinds het jaar 2017 ben ik bestuurslid van SOFAK, sinds 2018 als vicevoorzitter. Voor die tijd wist ik dat er een organisatie was die SOFAK heette, maar wat die precies deed, wist ik niet. Inmiddels ben ik goed op de hoogte en al weer ruim anderhalf jaar nauw betrokken bij het werk van SOFAK ten dienste van die kerken in ons land die gesticht zijn door christenen uit andere culturen, c.q. landen.
Contacten met christenen uit andere landen zijn in mijn ogen altijd verrijkend: ze leren je dat onze manier van God dienen, loven en aanbidden niet de enige is. Ze leren je iets van de veelkleurigheid van Gods Wereld en daardoor kun je oog krijgen voor je eigen beperkingen, voor wie je zelf bent en ook voor je eigen rijkdom en mogelijkheden om daarvan te delen. Uiteindelijk leren ze je dat Gods grootheid en genade nog groter is dan je ooit voor mogelijk had gehouden.
Vlak na mijn pensionering ben ik gevraagd toe te treden tot het bestuur van SOFAK o.a. vanwege mijn kennis en ervaring in het diaconaal maatschappelijke werk van de kerken (zeg maar: het kerkelijk ontwikkelingswerk) in met name die gebieden in de wereld waar veel nood is. Contacten met christenen uit andere culturen heb ik zo mijn hele werkzame leven gehad. Die contacten hebben me ook heel erg gevormd tot wie ik ben: ik heb veel te danken aan mijn medebroeders en zusters van over de hele wereld. Door mijn werk als vicevoorzitter van SOFAK hoop ik ook iets te betekenen voor hen die zich vanuit het buitenland in ons land hebben gevestigd.
De visie van SOFAK dat Christus’ kerk één is en dat dat uitkomt in het samen steun geven aan de kleine kerken die door migranten die hier zijn komen wonen gesticht worden en zo van elkaar te leren en elkaar te verrijken. Deze zg. jonge migrantenkerken hebben het vaak erg moeilijk om een plaats te vinden om bijeen te komen en om financieel op eigen benen te staan. Mede door het werk van SOFAK krijgen ze daar de kans voor zonder hun eigenheid en waardigheid kwijt te raken: ze mogen kerk zijn op hun manier. Tegelijk hopen we dat er ook een samenwerking tot stand komt tussen gevestigde en migrantenkerken – eerlijk gezegd: dat blijkt heel moeilijk te zijn, afgezien van een paar goede uitzonderingen.
Wat zou het geweldig zijn als we in de komende jaren –mede door het werk van SOFAK– goede contacten zien groeien tussen kerken bestaande uit Nederlanders en kerken bestaande uit medelanders! Het zou voor mij de verhoring van een gebed zijn.